Houtzaagmolen de Heesterboom

Geschiedenis



Al vóór 1663 stond er op de huidige werf van de firma Noordman een houtzaagmolen en werd er in hout gehandeld. Vlak bij de Boshuizersluis zwaaide paltrokmolen "de Ruyter" zijn wieken. Deze molen werd in 1697 ongeveer 100 meter verplaatst naar de plek waar nu molen "de Heesterboom" staat. Korte tijd later werd "de Ruyter" weer afgebroken en in 1701 opgevolgd door de achtkante zaagmolen "de Valk".

In 1796 kocht houtkoper Johannes van Hees molen "de Valk", met erf, loods en huizen, gelegen aan de Heereweg buiten de Witte Poort der stad Leiden, grenzend aan het Galgewater en de Boshuizerwatering. In de nacht van 25 op 26 augustus 1802 sloeg het noodlot toe: de molen brandde tot de grond toe af ( blikseminslag? ). Op 27 januari 1803 werd Johannes van Hees door de Raad der stad Leiden vergunning verleend tot het bouwen van een nieuwe zaagmolen. Deze was in 1804 gereed en werd genaamd "de Heesterboom".

“de Heesterboom" en “de Eendracht”, malend met volle zeilen! Foto: Stichting Houtzaagmolen de Heesterboom

"De Heesterboom" stond echter niet alleen aan het Galgewater. Ter hoogte van de huidige appartementen ten zuiden van de molen stond na het beleg van Leiden de huysinge "het Lange Huys". Vlak daarachter werd in 1629 de lakenvolmolen "de Veenvos" gebouwd. Deze molen verbrandde vóór 1699, en werd kort daarna opgevolgd door een gerst-pelmolen. Deze achtkante molen werd in juli 1756 als een proefopstelling voor een nieuw geïnventeerde watermachine van Ferdinand Obdam gebruikt. De eigenaars, Adrianus van Marlen en Klaas Klaverweiden, lieten onder in de molen een nieuw soort ton- of vijzelmolen aanbrengen, die enige tijd via een duiker in de Rijndijk onder de Haagweg de Boshuizerpolder bemaalde. Later werd deze vinding gebruikt bij de droogmaling van de Noordplassen te Hazerswoude.

In 1759 werd de molen door Gerrit van der Meulen verbouwd tot zaagmolen. De molen kreeg de naam "de Eendragt". Op pal naast elkaar gelegen terreinen aan de Haagweg te Zoeterwoude waren nu twee houtzaagmolens tegen elkaar aan het opmalen! Het zou nog erger worden, want in 1785 diende de toenmalige eigenaar van molen "de Valk" bij de Raad der stad Leiden een protest in tegen het bouwen van een paltrokmolen, te bouwen door de eigenaar van "de Eendragt", op een stuk grond precies tussen de al bestaande houtzaagmolens in. Na een lange briefwisseling kwamen beide partijen overeen dat de paltrokmolen op een terrein aan de overkant van het Galgewater, recht tegenover "de Valk" mocht worden gebouwd. Deze molen, genaamd "de Samson", kwam gereed in 1785, maar verbrandde alweer in 1796.

Het interieur van de afgebroken zaagmolen “de Eendragt”, rond 1910.
Net als “de Heesterboom” had deze molen drie zaagramen, echter slechts twee sleden. Foto: Stichting Houtzaagmolen de Heesterboom


Johannes van Hees verkocht in 1815 molen "de Heesterboom" aan Leendert Dorrepaal en Hendrik Meygaard, die de molen alweer in 1819 doorverkochten aan Cornelis Oudshoorn en Christiaan Jonathan Zaalberg. Deze laatste bouwde rond 1840 halverwege "de Heesterboom" en de Boshuizersluis een paltrok zaagmolen. De molen kreeg de naam van de jongste van zijn acht dochters: "de Jonge Paulina".

In 1848 kocht Johannes Hendrikus Meerburg de beide zaagmolens "de Heesterboom" en "de Jonge Paulina". Hij was toen al door vererving in het bezit gekomen van molen "de Eendragt". Aan negentig jaar concurrentie was nu een einde gekomen. Komend vanuit de Witte Poort van Leiden zag men als eerste molen "de Jonge Paulina", net na de brug over de Boshuizersluis. Honderd meter verder, en eveneens langs het Galgewater, stond "de Heesterboom", met daaromheen twee houtloodsen en een molenaarshuis. Na nog eens honderd meter stond als laatste molen "de Eendragt", ook temidden van houtloodsen, woningen, koetshuis en schuitenhuis.

Drie molens was voor één houthandel wat te veel van het goede, want toen Dirk Dirksz. Noordman in 1856 de houthandel kocht, was molen "de Jonge Paulina" al verdwenen. Lange tijd heeft de houthandel D.D. Noordman met twee houtzaagmolens gewerkt, totdat in 1920 de elektriciteit de wind buiten spel zette. Molen "de Heesterboom" werd in dat jaar van een elektrische aandrijving voorzien, inclusief metalen delen in de zaagramen met een nieuw type zagen. Dat voldeed zo goed, dat in november 1922 molen "de Eendracht" werd gesloopt. Hoewel het altijd mogelijk was om behalve met de elektromotor ook nog met windkracht te zagen, werd er na 1924 van de wind geen gebruik meer gemaakt.

"de Eendracht" in oktober 1922, kort voor de sloop.
14 december 1922 was alles met de grond gelijk gemaakt. Foto: Stichting Houtzaagmolen de Heesterboom

Met de motor bleef de molen nog tot 1953 bomen zagen, totdat een breuk van de krukas het hele binnenwerk stil legde. Herstel bleek niet meer lonend, zodat er voor de molen een roemloos einde in het verschiet leek te liggen. Gelukkig werd tijdig de noodzaak van behoud van een toen al zeer zeldzaam geworden houtzaagmolen ingezien, vooral omdat het complete binnenwerk en alle originele gereedschappen nog aanwezig waren. Met provinciale en gemeentelijke subsidies werd de molen in 1962 uitwendig hersteld en onderhouden.

Door inzet van de familie Noordman en een enthousiaste groep vrijwillige molenaars bleef de molen regelmatig in bedrijf, en werd er op de aloude manier weer op de wind hout gezaagd.

Na 137 jaar in eigendom te zijn geweest van vijf generaties Noordman, werd de molen in januari 1993 overgedragen aan de "Stichting Houtzaagmolen de Heesterboom". Tussen 1992 en 1994 onderging de molen groot onderhoud. De stelling en de twee zaagschuren werden vernieuwd.

Een andere grote opdracht die de Stichting liet uitvoeren was het laten smeden van een nieuwe krukas. Deze werd op 21 februari 2005 gestoken.

“de Heesterboom” malend op het Noordoosten.
Foto tussen 1920 en 1922. Links voor de molen loods 10,
die in 1927 werd gesloopt ten behoeve van de bouw van de schaverij. Foto: Stichting Houtzaagmolen de Heesterboom